Haspengouwse slakken - Velm
Voortplanting en kweek
De voortplanting bij de slak, en daarmee dus ook de kweek, is veel efficiënter dan gewoonlijk het geval is in de dierenwereld. Bacteriën en andere eencelligen doen het nog eenvoudiger, ze splitsen gewoon in twee en vermenigvuldigen zich zo zonder tussenkomst van een ander. Bij slakken heb je twee exemplaren nodig om een bevruchting tot stand te brengen. Je zou denken dat is toch logisch, en inderdaad. Wat er echter anders is aan hun verhaal : ze zijn hermafrodiet. Dit wil zeggen dat ze zowel mannetje als vrouwtje zijn. Bij een paring van twee slakken zullen ze elkaar bevruchten en gaan ze nadien ook beiden eieren leggen. Dus geen jaloezie en echtelijke ruzies bij de slak. Voor een kweker is dit een ideale situatie. Je zet een aantal slakken bij elkaar en krijgt gegarandeerd van elk een nageslacht.
In de natuur is dit nu ook wel geen overbodige luxe. De sterfte ligt heel hoog bij jonge slakjes. De meesten geraken zelfs nog niet uit het ei omdat heel wat insecten, reptielen en kleine zoogdieren verzot zijn op de kleine lekkernijen. Zit het weer niet te fel tegen dan komen de jongen ongeschonden ter wereld, tenminste als ze niet eerst zijn opgegeten door hun broer alias zus die net iets vlugger uit het ei kwam. Ja inderdaad, de enkele millimeter kleine slakjes hebben kannibalistische trekjes. Van de soms wel meer dan honderd eitjes van een slak zullen er hooguit enkele volwassen worden.
Een slakkenkweker zou echt wel een armenbestaan hebben indien een slakkennageslacht zo klein zou zijn. Er zijn verschillende manieren waarop een heliciculteur voor een succesvollere reproductie kan zorgen. Op een extensieve manier voorziet hij een groot park voor zijn slakken en laat hij de natuur zijn gang gaan. De slakken zijn op zichzelf
aangewezen en doen wat ze in de natuur ook doen. De sterfte is lager dan in het wild omdat de kweker er wel voor zal zorgen dat vijanden buiten het park gehouden worden. De groeitijd is echter langer op deze manier omdat slakken pas eieren gaan leggen als de temperaturen voldoende hoog blijven. De jongen hebben hierdoor onvoldoende tijd om datzelfde jaar nog volwassen te worden en zullen het volgende jaar dus ook nog niet voor nageslacht zorgen. Het gaat langzamer maar de heliciculteur heeft ook niet veel werk op deze manier.
Wil hij dat het sneller vooruit gaat dan kunnen bij een intensieve teelt de ideale omstandigheden voor eileg, broeden en opgroei in de eerste levensweken nagebootst worden en zal een eitje in datzelfde jaar nog een volwassen dier kunnen voortbrengen. Hiervoor gaat een kweker zijn ouderdieren in het najaar zorgvuldig uitkiezen en ze in een winterslaap brengen (hibernatie). Gebordeerde slakken worden geraapt en mogelijk eerst apart gezet voor een korte vastenperiode opdat ze hun darmen leegmaken.
Dan gaan ze in een zak of geperforeerde plastic bak en worden voor een ventilator geplaatst zodat ze zich allemaal in hun huisje terugtrekken en deze gaan afsluiten met een vlies om uitdroging te voorkomen. Vervolgens gaan ze in een koelcel en wordt de temperatuur geleidelijk teruggebracht tot 5 a 7 graden Celsius. De slakken gaan dan in een winterslaap en rusten op deze manier enkele maanden om vervolgens in januari of februari gewekt te worden.
In een kweekbak of in een lokaal met bakken met daarin de kweekdieren wordt de temperatuur geleidelijk aangepast tot 20 a 22°C en gelijktijdig gaat de verlichting elke dag iets langer branden tot uiteindelijk ongeveer 18 uur licht en 6 uur duister. De slakken krijgen water en voeding en zullen stilaan wakker worden en beginnen eten. Na terug op krachten te zijn gekomen gaan ze over tot de paring. Zoals bij de meeste diersoorten hebben ook slakken een ritueel. Een paring wordt voorafgegaan door strelingen en omhelzingen van de twee. Na een tijdje wordt een 'liefdespijl', een kalkachtige doorn door de ene in het lichaam van de andere slak geduwd. Alles is hierover nog niet geweten maar deze pijl bevat hormonen die de bevruchting zullen helpen. Beide slakken brengen hun mannelijke geslachtsorgaan in het vrouwelijke van de ander en zo bevruchten ze de eitjes van elkaar.
Eén of twee weken later volgt dan de eileg (sommige slakken kunnen dadelijk tot de eileg overgaan omdat een paring reeds op het einde van vorig jaar heeft plaatsgevonden). De kweker voorziet hiervoor bakjes met potgrond of een ander substraat. Een slak zal hierin een kuiltje graven en tot 100 of meer eitjes leggen afhankelijk van de soort. Als het werk gedaan is zal het holletje afgesloten worden met een laagje zand en slijm.
De slakkenkweker controleert dagelijks de potjes en verzamelt de eitjes die dan na overbrenging in een petrieschaal of doosje in een broedstoof (incubator) geplaatst worden. Twee tot drie weken zal het duren voordat de eitjes uitkomen en de kleine slakjes de wereld beginnen te verkennen. Nu is het tijd voor de volgende fase. De pas uitgekomen slakjes (naissains in het Frans) worden overgebracht naar een ‘nurserie”, zeg maar het kinderdagverblijf. Hier gaan ze de eerst 4, 5 of 6 weken verblijven in perfecte omstandigheden (temperatuur, luchtvochtigheid, verlichting en voeding) om de overlevingskansen te vergroten. In deze eerste weken zullen ze flink groeien. In gunstige omstandigheden kunnen ze elke week hun gewicht verdubbelen. Onze jonge slakjes (jongelingen of ‘Juveniles’ in het Frans) gaan nu naar een groter park waar ze de mogelijkheid krijgen om uit te groeien tot een volwassen slak.