Haspengouwse slakken - Velm
De groei - het vetmesten
Vetmesten is eigenlijk geen goede term als we over slakken spreken. Groot en dik worden ze maar vet zullen ze niet zijn omdat slakkenvlees maar heel weinig vet bevat. Met de juiste verzorging zullen de meeste slakkensoorten op enkele maanden van een eitje uitgroeien tot een volwassen slak. In de natuur zal het in veel gevallen iets langer duren omdat de eileg pas later in het voorjaar op gang komt, klimatologische omstandigheden en beschikbaarheid van voedsel niet altijd optimaal zijn waardoor de slakken nog niet volgroeid zijn aan het begin van hun winterslaap. In een slakkenpark echter kunnen de ideale voorwaarden gecreëerd worden. Kweekdieren worden nog tijdens de winter gewekt en hun broedsel kan dus reeds heel vroeg in het voorjaar in verwarmde kweekbakken op sterkte komen. Van zodra de temperaturen en daglengte het toelaten zullen ze uitgezet worden in het park. Op deze wijze is de heliciculteur bijna zeker dat zijn kroost volgroeid zal zijn op het einde van het seizoen. Een park kan alle mogelijke afmetingen hebben en kan zowel buiten als binnen ingericht worden. Belangrijk is de diertjes niet te dicht op elkaar te pakken omdat dit de groei kan vertragen maar ook voor ziektes en verhoogde sterfte kan zorgen. De grootte van een park moet dus berekend worden aan de hand van de ruimte die de volwassen dieren nodig hebben aan het einde van het seizoen. Bij het uitzetten van de jongelingen kan je enkele tienduizend slakjes gemakkelijk op een paar vierkante meter kwijt. Naarmate ze groeien moet de ruimte echter vergroot worden of zullen een gedeelte van de individuen naar een ander park overgebracht worden. Voor een buitenpark met begroeiing kunnen er 250 tot 300 “gros-gris” per m² kruipoppervlak geplaatst worden, voor “petit-gris” mag dit oplopen tot 500 of zelfs 600 per m². Bij deze aantallen is het dan wel belangrijk dat reeds volwassen dieren regelmatig geraapt worden tegen het einde van het seizoen om zo extra plaats te voorzien voor de nog opgroeiende slakken. In een binnenpark (stal, serre, …) of in een kweekbatterij hebben de slakken wat meer ruimte nodig vergeleken met een vrije uitloop euh… uitkruip. Mijn eerste ervaring leerde me bovendien dat slakken die meer ruimte hebben vanaf hun tiende levensweek ook sneller zullen groeien ten opzichte van de dichter opeengepakte.
Binnen- en buitenparken, intensieve batterijen of extensieve terreinen hebben allen hun specifieke voor- en nadelen. De keuze voor de één of de ander hangt een beetje af van de beschikbare ruimte, het klimaat en de beschikbare tijd.
Ikzelf heb gekozen voor een eenvoudig buitenpark met ongeveer 200 m² grondoppervlak, met begroeiing en opgedeeld in twee percelen. In de eerste maanden na het uitzetten hebben de kleine slakjes meer dan voldoende ruimte en voedsel tussen al het groen. Na verloop van tijd worden planken schuin geplaatst tegen horizontale steunplanken. Het kruipoppervlak wordt zo vergroot en gelijktijdig bieden ze bescherming voor de slak tegen wind en zon. De onderkanten van de planken zijn hun rustplaats tijdens de dag en ’s nachts gebruiken de slakken deze als ladder naar de horizontale voederplanken.
Slakken en regenwormen
Al het voedsel dat de slakken eten moet er op een bepaald moment, na vertering ook uitkomen. De uitwerpselen van enkele slakjes is nu niet dadelijk een probleem maar als je er enkele tienduizenden bij elkaar zet ligt dit al en beetje anders. Zolang ze kriskras door het groen kruipen wordt dit mest goed verdeeld over het park en doen de planten er hun voordeel mee. Zitten ze bij elkaar onder de schaduwplanken dan komt het allemaal op één plaats terecht. Dit allemaal laten liggen zou al snel voor problemen zorgen. Het opruimen gebeurt gelukkig op een eenvoudige manier : dit is het werk van de regenwormen. Ze zijn de vuilnismannen van het slakkenpark, in de ware zin van het woord. Ze hebben een voorliefde voor de uitwerpselen van onze slakken en verwerken dit tot compost. Een ideale samenwerking dus. Meer zelfs, een noodzakelijke samenwerking.
Wist je dat...
In de mondholte van de slak bevindt zich een tongetje met radula. De honderden chitineuze tandjes van de radula hebben een vorm en rangschikking die typisch is voor de soort. Met deze radula raspt en vermorzelt de slak haar eten: stukjes plantenmateriaal, zaden, schelpen, steentjes, kalksteen, … Helix aspersa heeft ca. 14.000 tandjes en bij de Helix pomatia zijn het er zelfs 25.000. Jaws is hier niets tegen.
Hibernatie en Estivatie
Hibernatie of winterslaap en Estivatie of zomerslaap zijn beiden mogelijk bij de slakken. In koudere streken zal een slak een schuilplaats zoeken boven of onder de grond, zich terugtrekken in zijn huisje, dit afsluiten met een vlies of met een kalkplaatje en zo de koude periode overbruggen. De slak zet zijn metabolisme op een laag pitje en kan op deze manier gemakkelijk een half jaar zonder voedsel overleven. Estivatie is dan weer veel gezien in warme en droge klimaten. De slak beschermt zich tegen uitdrogen en extreme hitte door eenvoudig in rusttoestand te wachten op betere omstandigheden.
Na enkele weken enkel groenvoer krijgen ze nu bijkomend ook slakkenmeel. Het is een mengeling van verschillende meelsoorten, mineralen, vitamines en kalk dat dagelijks op de voederplanken wordt uitgestrooid. Je zou de slakken ook enkel met planten kunnen grootbrengen maar dan duurt het wat langer en je hebt veel meer plaats nodig omdat deze kleine vreetmachines de plantjes sneller opeten dan dat er nieuwe scheuten en bladeren bijkomen. Het meel heeft schijnbaar ook de voorkeur van de slakken zelf omdat de voederplanken elke morgen zo goed als leeg zijn. Het bijvoederen geeft ook de mogelijkheid om hun te voorzien van de noodzakelijke kalk. Slakken hebben dit nodig voor de aanmaak van hun huisje. In de natuur vinden ze dit in de plantenvoeding maar ook in en op de grond in kalkrijke streken. Krijgen de slakken een overvloed aan voeding en water waardoor hun groei in een extra versnelling gaat dan mogen ze zeker geen tekort aan kalk hebben omdat hun huisje dan te broos zou zijn. Hierdoor kan dit gemakkelijk beschadigd raken bij een val en zal het huisje meestal ook te dun zijn voor een presentatie van de klaargemaakte slak. Voeding alleen is niet voldoende, de slak heeft ook water nodig. Het slakkenlichaam bestaat grotendeels uit water. Uitdroging is dus een reël risico voor de slak. Verlies van vocht door wind en zon en voor productie van de slijmlaag waarop de slak zich voortbeweegt moeten constant aangevuld worden. Het besproeien van het park is dus ook bijna een dagelijkse bezigheid. Tegen de avond wordt alles goed vochtig gespoten, het voedermeel wordt aangevuld en de nachtelijke schranspartij kan beginnen.
Om te voorkomen dat de tuintjes van alle omringende buren kaalgevreten worden is een deugdelijke omheining rond het park een absolute must. Om de slakken binnen een perceel te houden zijn er verschillende technieken mogelijk : chemisch (mengsel van groene zeep, smeervet en zout), fysisch (barrières uit gaas met obstakels) en elektrisch (stroomdraad).
Ik gebruik een zelfgemaakte combinatie van fysisch en elektrisch wat uiterst efficiënt is gebleken in mijn eerste jaar. De fysische barrière (horizontale schuin afhangende flap) vangt 95% of meer van de slakken op die langs het net omhoog kruipen op zoek naar voedsel of om een veilig plaatsje te vinden voor de nacht. De meeste blijven hier zitten omdat de flap een hoek vormt en ze zich daar goed voelen of omdat ze de 180° bocht op het einde van de flap niet kunnen nemen. De vier elektrische draden met 12 volt gelijkspanning die vervolgens op hun weg staan verhinderen dat de enkele volhouders de rand van de omheining toch zouden kunnen bereiken. De combinatie flap en draad voorkomt dat het te druk wordt bij de elektrische draad en deze daardoor vervuilt geraakt door slijm en uitwerpselen waardoor er stroomverlies of kortsluiting kan ontstaan. Je moet niet dadelijk aan executie denken als we over een elektrische draad spreken. De 12 volt verwondt de diertjes niet maar het schokje dat ze krijgen is voldoende om ze rechtsomkeer te laten maken. De enige slakken die het schijnbaar niet onmiddellijk voelen zijn de kleinere naaktslakken (aardslak) die ik daarom ook regelmatig geëlektrocuteerd en uitgedroogd van de draad moet halen (dus toch executie). Een park moet dus goed afgesloten zijn om de slakken binnen te houden maar op hetzelfde moment ook om vijanden buiten de deur te houden. Het is niet alleen de mens die deze lekkernij op het menu heeft staan: kikkers, padden, muizen, ratten, egels, vogels en nog vele anderen lusten ze ook. Een vogelnet over het park en gedeeltelijk ingegraven platen of doek rondom volstaan in de meeste gevallen. Om zeker te zijn dat geen muis of rat zich thuis gaat voelen in mijn park heb ik enkele vallen geplaatst met gif in de hoeken van de gangpaden. Vooral ratten kunnen een ware ravage aanrichten in een slakkenpark. De Jack-Russel van mijn schoonbroer vergezelde mij bijna elke dag bij mijn ronde dus ratten wisten wel dat ze moesten wegblijven. Ik heb enkel een drietal kikkers moeten verwijderen die ik tegenkwam in het gangpad na een hevige plensbui. Tot nu weet ik nog altijd niet hoe die zijn binnengekomen. Tegen zichtbare vijanden kan je dadelijk optreden, voor onzichtbare is het niet altijd evident wanneer er een probleem is. Mijten (minuscule spinnetjes), nematoden (draadwormen), platwormen, bacteriën, schimmels en virussen zijn veel moeilijker op te sporen. Eenmaal een park geïnfecteerd of geparasiteerd is kan dit tot grote sterfte leiden. Even een pilletje geven zit er bij de slakken niet bij dus voorkomen is de enige oplossing. Een goede hygiëne van het park voorkomt de meeste problemen : ontsmetting van het park in het begin van het seizoen, insectenplagen voorkomen, het verwijderen van naaktslakken en van dode slakken, de populatiedichtheid in het oog houden, enzovoort.
ls alles een beetje meezit dan zullen de jonge slakjes die in mei uitgezet werden in het park elke week een flink stuk groeien om tegen september hun maximale grootte te bereiken. Op een vijf- tot zestal maanden tijd zijn de Gros-Gris van een goede 2 mm diameter en 0,07 gram gewicht gegroeid tot een respectabele 35 tot 40 mm (op de smalste kant gemeten) en 25 tot 30 gram. Dit wil zeggen dat ze elke week gemiddeld 1/3 van hun gewicht zwaarder worden. De Petit-Gris doen het iets sneller maar ze worden dan ook niet zo groot : 25 tot 30 mm en 11 tot 15 gram. Hebben de slakken hun maximale grootte bereikt dan zal de rand van het huisje beginnen omkrullen en verharden. In het Frans noemt men de slak dan “bordé”, gerand. Dit gerand zijn geeft ook aan dat de slak geslachtsrijp is. Het is dan de keuze van de héliciculteur om deze slakken apart te houden voor de kweek voor een volgende generatie of ze een vastenperiode te geven om ze nadien naar de keuken te laten verdwijnen.